Geld voor stenen
"De schreeuw" Park Angerenstein Arnhem
Er zijn niet veel plekken in de provincie Gelderland meer te
vinden waar nu levende en werkende beeldende kunstenaars aan haar burgers hun
werk kunnen laten zien. Galerieën zijn er nauwelijks meer, de paar nog wel gesubsidieerde
kunstplekken zijn gevestigd op slechte locaties en de 3 grote musea in Nijmegen,
Arnhem en Apeldoorn kwakkelen maar door met oninteressante tentoonstellingen en
tegenvallende bezoekersaantallen. Of zij zijn zelfs gesloten, zoals bijvoorbeeld
in Arnhem, waar na een uiterst moeilijke aanbesteding voor de verbouwing eindelijk
een begin gemaakt kon worden om een nieuwe archiefruimte en zaal te realiseren,
nadat boven de oorspronkelijke 15 miljoen nog eens 7.5 miljoen werd vrijgemaakt.
Tot alles is opgeleverd, huurt het Arnhemse museum voor vele duizenden per
maand tijdelijk ook nog een kerkruimte waar zij voor een paar ton in
tentoonstellingsmaterialen investeerde. Het is allemaal groot geld. De vraag is
daarom gerechtvaardigd of de verschillen tussen de positie van de beeldende kunstenaars
om hun actuele werk te kunnen tonen en de haast onwrikbare status van de gevestigde instituten niet schrijnend, ja zelfs pijnlijk zijn geworden. In onze moderne tijd, waarin we via de
media voortdurend eigen keuzes uit een enorm aanbod kunnen maken, is een te grote macht en zeggenschap bij deze instituten over dat wat van belang is in de beeldende kunst volstrekt onacceptabel. Aan de wanden in de nieuwe zaal van
Museum Arnhem, die samen met de archiefruimte minimaal een slordige 22.5
miljoen! gaat kosten, zullen opnieuw de oude werken van bijvoorbeeld Jan Mankes en
Dik Ket worden opgehangen, werken die evengoed in het particuliere museum More
een mooie en zelfs permanente plek zouden kunnen hebben. Dank zij een kwalitatief hoog aanbod van beeldende
kunst in de provincie kun je met een fractie van al dit grote geld een fantastisch
kunstklimaat in Gelderland scheppen. Waarom doen we dat dan niet?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten