vrijdag 16 augustus 2019

Over Jan Mankes en Dik Ket

Geld voor stenen

"De schreeuw" Park Angerenstein Arnhem

Er zijn niet veel plekken in de provincie Gelderland meer te vinden waar nu levende en werkende beeldende kunstenaars aan haar burgers hun werk kunnen laten zien. Galerieën zijn er nauwelijks meer, de paar nog wel gesubsidieerde kunstplekken zijn gevestigd op slechte locaties en de 3 grote musea in Nijmegen, Arnhem en Apeldoorn kwakkelen maar door met oninteressante tentoonstellingen en tegenvallende bezoekersaantallen. Of zij zijn zelfs gesloten, zoals bijvoorbeeld in Arnhem, waar na een uiterst moeilijke aanbesteding voor de verbouwing eindelijk een begin gemaakt kon worden om een nieuwe archiefruimte en zaal te realiseren, nadat boven de oorspronkelijke 15 miljoen nog eens 7.5 miljoen werd vrijgemaakt. Tot alles is opgeleverd, huurt het Arnhemse museum voor vele duizenden per maand tijdelijk ook nog een kerkruimte waar zij voor een paar ton in tentoonstellingsmaterialen investeerde. Het is allemaal groot geld. De vraag is daarom gerechtvaardigd of de verschillen tussen de positie van de beeldende kunstenaars om hun actuele werk te kunnen tonen en de haast onwrikbare status van de gevestigde instituten niet schrijnend, ja zelfs pijnlijk zijn geworden. In onze moderne tijd, waarin we via de media voortdurend eigen keuzes uit een enorm aanbod kunnen maken, is een te grote macht en zeggenschap bij deze instituten over dat wat van belang is in de beeldende kunst volstrekt onacceptabel. Aan de wanden in de nieuwe zaal van Museum Arnhem, die samen met de archiefruimte minimaal een slordige 22.5 miljoen! gaat kosten, zullen opnieuw de oude werken van bijvoorbeeld Jan Mankes en Dik Ket worden opgehangen, werken die evengoed in het particuliere museum More een mooie en zelfs permanente plek zouden kunnen hebben. Dank zij een kwalitatief hoog aanbod van beeldende kunst in de provincie kun je met een fractie van al dit grote geld een fantastisch kunstklimaat in Gelderland scheppen. Waarom doen we dat dan niet?