donderdag 28 januari 2016
maandag 18 januari 2016
Kunstsubsidie
PM
Als het om geld gaat worden de messen geslepen. Daar gelden concrete belangen en verdwijnen principes zomaar als sneeuw voor de zon. Dat geldt ook voor het terrein van de kunsten. Na de in vele ogen dramatische bezuinigingen door de overheid worden de schaarse subsidiegelden voor de autonome beeldende kunst (bijvoorbeeld in de regio Arnhem) nog steeds verjubeld aan allerlei onevenredigheden, onzinnigheden en zelfs pure onzin zoals de gelden voor kunstenaars die elkaar over en weer benoemen tot curatoren en de gelden die via een lokaal gesubsidieerde instelling naar kunstenaars gaan die hele rare kleurplaten over vluchtelingen maken voor kinderkamers. Diezelfde instelling gedraagt zich tegelijkertijd als een commerciële galerie en heeft het plan opgevat om, haaks op de doelen waarvoor zij subsidiegeld ontvangt, slechts een enkele kunstenaar- nota bene werkend in het buitenland- te promoten op zelfs 2 kostbare Rotterdamse beurzen in februari 2016. Deze instelling heet Plaats Maken en staat dit jaar op beide Rotterdamse kunstbeurzen, Art Rotterdam en RC Fair. Op Intersections van Art Rotterdam presenteert zij een installatie van Hester Oerlemans. Uiteraard zal de staf van deze instelling tijdens deze beurzen wederom op kosten van haar subsidiegevers haar intrek nemen in het nabijgelegen Hotel New York, zoals ik in 2015 al mocht vernemen. Toen ik in 2015 de stand van PM ofwel Plaats Maken bezocht in Rotterdam ontmoette ik een tafel in het midden van de exporuimte waar de voltallige staf van PM verzameld was, nog nagenietend van hun eigen succes, zonder ook maar enig oog te hebben voor mij als bezoeker. Dit beeld zal mij niet snel meer loslaten.
De voorbeelden zijn legio, zelfs tot in het absurde. Daar
waar de overheden de beeldende kunst subsidiëren liggen talloze perversiteiten
op de loer en bemoeien zij zich, soms ongewild en onbedoeld, maar meestal nadrukkelijk
en onwenselijk met haar inhoud. De huidige situatie in begin 2016 laat zien dat
de overheden van de autonome beeldende kunst verlangen dat zij, willen zij ooit
enige subsidie ontvangen, zich dienen te gedragen als een participerende
partij, niet meer dan een nuttige bouwsteen in het kader van wat ook wel
genoemd wordt: “Social Design”. Dit terwijl wij in Nederland ooit hadden
afgesproken dit nooit meer te doen.
zondag 17 januari 2016
Verleden, Heden en Toekomst
Een Stadhuis.
Stadhuis Renkum in Oosterbeek.
Het was niet de schoonheid van het gebouw dat mij trof. Het Stadhuis
in Oosterbeek van de gemeente Renkum beklemde mij al vanaf het eerste moment
dat ik er binnentrad. Het gebouw ademde onmiskenbaar een bijzonder nare sfeer.
Haar dwingende architectuur riep bij mij een sterk gevoel op dat ik er als een
gewone burger vooral voor het College moest zijn. Hier heerste de "Delftse School", zie hier ten volle het cliché
van “De Hooge Heeren” in steen gehouwen, gesloten en hiërarchisch. Ontegenzeggelijk de omgekeerde wereld
en volstrekt niet meer van deze tijd. Hoewel een gevoel uiteraard slechts subjectief
is werd ik in mijn gevoel bevestigd toen ik de woorden las van de architect
M. J. GRANPRÉ MOLIÈRE, nu zo’n 50 jaar geleden: “De meest bijzondere ruimte is de kleine
zuidhal op de begane grond. Vanuit deze vestibule kunnen bij Plechtigheden het College
en Hoge Gasten naar buiten treden. Dit is de rijkst gedecoreerde ruimte in het
gehele gebouw waaronder een 'mihrab' , een nis in een moskee waar de koran
wordt bewaard en vereerd”. Aan deze woorden kan met gemak worden toegevoegd: “het
plebs en gepeupel, dat op het plein was samengestroomd en vele uren in koude,
storm en regen had gewacht op het buitentreden van de hoogwaardigheidsbekleders, volgde de stoet ademloos toen zij in rijtuigen en
karossen vertrok in vele richtingen”. Hoewel ik een persoonlijke bewondering
van de architect voor de stijlkenmerken van de Arabische cultuur nog wel kan begrijpen,
ontgaat mij de toepassing van het stijlelement ‘mihrab’ in het gebouw volkomen.
Alsof er in onze eigen westerse cultuur geen voorbeelden meer voorhanden waren en was de architect, een streng katholiek, op de gotiek uitgekeken. Nu zou je hierin geheel ‘politiek correct’ al onze onbevangen westerse openheid
kunnen zien naar de schoonheid van andere culturen. Niet alleen het verleden maar ook de
actualiteit leert ons echter dat die schoonheid in Arabische culturen bij
voortduring door haar zelf wordt vernietigd. Het waren barbaren die onlangs de
eeuwenoude Boeddhabeelden in Afghanistan opbliezen. De gemeente Renkum is echter geen
haar beter. Zij ziet blijkbaar de schoonheid niet van haar eigen Creatieve Kapitaal
dat onder meer door vele fantastische beeldende kunstenaars in haar gemeente
gevormd wordt. Het was een teken aan de wand toen een paar maanden geleden de gemeente
besloot bij een tentoonstelling van beeldende kunst in de Raadsgalerij van het Stadhuis
het nuttigen van de drankjes en de hapjes te verbieden. Veel te duur, zo
oordeelde zij. Het was een koddig gezicht om na een opening een lange stoet van
kunstenaars met flessen wijn, nootjes en kaasplankjes richting het nabijgelegen
aterliergebouw de Dennenkamp te zien gaan. Inmiddels heeft zij, ongehinderd
door het beschaafde protest van haar kunstenaars, zonder enige schaamte en zonder
ook maar een enkel alternatief te bieden, niet alleen de Raadsgalerij voor
tentoonstellingen gesloten en daarmee een belangrijke plek vernietigt om het
werk van haar kunstenaars aan haar inwoners te tonen, maar verwijdert zij ook radicaal
het hierboven genoemde ateliergebouw voor een paar slordige villa’s. Hiermee
komt ook een einde aan de vele cursussen voor de amateuristische
kunstbeoefening die deze kunstenaars al vele jaren lang geheel op eigen
initiatief hebben ontwikkeld en in een grote behoefte voorzien.
Je zou je kunnen vragen waarom ik al het hierboven staande
schrijf. De reden is dat ik recent een jaar lang in een atelier in Oosterbeek
werkte en onder meer de vele prachtige, plaatselijke initiatieven van Kreek,
Kunstkoepel, Scarabee en Dennenkamp ontmoette. Ik zou wensen dat de
beleidsmakers hiervoor meer oog zouden hebben. Een kunstenaarsdorp gaat Oosterbeek
nooit meer worden. Wordt het daarom niet eens tijd om een paar honderd meter
buiten de gemeentegrens de ongekende mogelijkheden te onderzoeken die direct gelegen
zijn langs de Rijn tussen Arnhem en Oosterbeek, op een groot terrein met meerdere
prachtige leegstaande gebouwen en zelfs rijksmonumenten, waarin de creatieve
industrie een plaats kan vinden met studio’s, werkplaatsen, ateliers, tentoonstellingsruimten,
theater- en filmzalen, innovatieve woningbouw, woon-werkplekken, parken en met wie
weet zelfs een ooit gedroomd museum de Veluwezoom?
Abonneren op:
Posts (Atom)