zondag 9 maart 2014

Poortjes

Lessen uit de Wetenschap en de Kunst.


De politieke beslissing om voor vele miljoenen al onze treinstations te voorzien van poortjes om daarmee het zwartrijden te beperken en de veiligheid op de perrons en in de treinen te vergroten is een van de aardigste voorbeelden over hoe het mis kan gaan als je daarin niet de effecten meeneemt die een beslissing, hoe goed bedoeld ook, kan hebben voor al die zaken die je ermee uitsluit. Het lijkt sterk op een politiek die de waan van de dag volgt. Nu plotseling binnen de politieke discussie een van die uitgesloten zaken aan de orde is waarbij het station wordt opgevat als een publieke ruimte met een vrij verkeer van personen die onbelemmerd toegang hebben tot allerlei diensten en voorzieningen, worden er in deze tijd van crisis ingrijpende, kostbare verbouwingen en aanpassingen voorgesteld met onder- en boven doorgangen, tunnels, traversen en speciale toegangspassen. Lees onder andere:  http://www.ns.nl/over-ns/campagnes/dossier-ov-chip/poortjes-op-stations.html  
Zowel de politici als hun adviseurs verdienen hier een dieprode kaart voor hun kortzichtigheid en hun gecalculeerde belangen. Niet alleen de lessen van Herbert Simon, Nobelprijswinnaar voor de Economie in 1978, over de noodzaak in een gecompliceerde wereld onze keuzes op een verstandige manier te beperken, zijn onbegrepen, ook tonen onze beleidsmakers volstrekt niet op de hoogte te zijn van de geschiedenis van de beeldende kunst die ons vele stromingen, stijlen en trends leert die iedere keer weer en bijna altijd ontstaan door het maken van een strenge selectie uit het rijke arsenaal van beeldmiddelen en beeldinhoudelijke aspecten binnen het bereik van de beeldende kunst. Juist dank zij het kennen en uitsluiten van, zelfs afzetten tegen het bekende of het traditionele, ontstaan de mooiste kunstwerken. Kunstwerken die de waan van de dag lijken te volgen maar achteraf de getuigen van hun tijd blijken te zijn.

Ik ben geen treinreiziger. Ik loop, fiets, rijd en vlieg.

zaterdag 8 maart 2014

De prijs van kunst

Beeldende Kunst.

Overvloeier. 1995 Nico Schulte. 800 Euro.


Overvloeier. 1995 Nico Schulte. 4000 Euro.  
 
Het postmoderne en het posthistorische levensgevoel zijn zo langzamerhand in iedere uithoek van het kleinste dorp in Nederland doorgedrongen. Alle meningen zijn uit- en inwisselbaar, ja zelfs gelijkwaardig geworden. Of deze meningen nu zijn gebaseerd op een jarenlang onderzoek of op een momenteel onderbuik gevoel maakt helemaal niets meer uit. Zelfs het visuele aspect in de beeldende kunst is verdacht. Bij het waarderen van kunst zou het alleen nog maar gaan om de theorie. Wat kunst is, maken filosofen uit, niet de kunstenaars. Het kan nog gekker. Een goede vriend vertelde mij dat een beeldend werk pas kunst is als je er een “kunstprijs” aan geeft. Die prijs is niet kinderachtig. Nu weet ik hoe relatief de waarde van kunst kan zijn. Op een veiling kocht ik ooit werken voor nauwelijks 50 euro. De lijsten zelf waren al het meervoudige waard. Als ik zo’n werk, vaak afkomstig uit een artotheek of iets dergelijks, omdraaide stond er een prijs vermeld van soms wel 1500 euro die gesubsidieerd door de overheid gespreid met een “voordelige” kunstaankoopregeling betaald kon worden.

Laat ik maar eens de proef op de som nemen. Op dit moment heb ik twee tentoonstellingen waarin ik, dat is uniek, voor het eerst mijn vlakke beeldende werk toon. Bovendien is het werk zeer redelijk geprijsd. De directe verkoop valt tot dusver tegen terwijl de kritiek lovend, de interesse groot en de kwaliteit van het werk hoog is met een grote kans op waardevermeerdering in de toekomst. Je zou zeggen, dit is een uitgelezen kans voor een liefhebber, verzamelaar of investeerder om het werk voor een spotprijs te bemachtigen. Het werk is blijkbaar veel te goedkoop. Halverwege de tentoonstellingsperioden van deze werken zal ik de prijzen met een factor 5 tot 10 verhogen en de resultaten op deze blog vermelden.